‘Ik ben een groot voorstander van samen en open innoveren’
Fellow Ton Peijnenburg brengt de werelden van VDL ETG en de ý samen.

Samenwerken met het bedrijfsleven zit de ý in het bloed. Want samen kom je verder en dragen we bij aan het innovatie-ecosysteem van de Brainportregio, ieder op onze eigen manier. Hoe geven we die samenwerking vorm? Wat levert het op en waarom is het zo belangrijk? En hoe verhouden beide partijen zich tot elkaar? In een serie verhalen belichten we de samenwerking tussen de universiteit en het bedrijfsleven. Dit keer een gesprek met ý-fellow Ton Peijnenburg van VDL ETG, het hightechcluster van industrieel familiebedrijf VDL Groep.
Ton Peijnenburg is adjunct directeur van VDL ETG Technology & Development. “Zeg maar het ingenieursbureau van . Wij hebben geen machines, maar ontwerpers”, zo omschrijft hij het zelf.
Daarnaast is hij sinds zo’n zeven jaar fellow bij het High Tech Systems Center (HTSC) van de ý. Dat verbindt meerdere faculteiten: Applied Physics, Mechanical Engineering, Electrical Engineering en Mathematics & Computer Science.
Het HTSC is zo in staat om multidisciplinair te kijken naar vraagstukken vanuit de industrie, en dus niet vanuit de optiek van ‘maar’ een faculteit of een vakgebied. Aan het HTSC zijn ook mensen uit de industrie verbonden, onder wie Ton Peijnenburg.
Twee werelden bij elkaar brengen
“Ik ben bij de ý terechtgekomen via hoogleraar Maarten Steinbuch, een van de oprichters van het HTSC. Ik heb multidisciplinair inzicht en overzicht tussen technologische vakgebieden. Daarnaast ken ik de behoeftes vanuit de industrie en heb ij affiniteit met het wetenschappelijk apparaat aan de ý. Dus inderdaad, dat paste prima. Ik heb de afgelopen jaren gemerkt dat het heel erg leuk en uitdagend is om de twee werelden bij elkaar te brengen.”

Het is niet altijd gemakkelijk om die twee werelden met eigen kijk en behoeftes bij elkaar te brengen. Maar het is ontzettend leuk en waardevol.
Fellow Ton Peijnenburg
Bruggen slaan
“Als fellow ben ik met name actief op het snijvlak tussen het expliciet maken van strategische technologiebehoeftes vanuit de industrie die passen op de onderzoeksambities van de ý. Je moet twee werelden bij elkaar brengen om er het beste uit te halen.”
“Ik zeg altijd: als de industrie iets niet ziet zitten, dan gaan ze er niet voor betalen. En als de universiteit een bepaald onderwerp niet vindt passen op de onderzoeksroadmap - en er moeilijk over kan publiceren - dan gaat ze er niet aan werken. Die brug slaan, dat doe ik als fellow.”
Combi tussen ý en bedrijfsleven
De ambitie van HTSC is het opzetten van samenwerkingen tussen universiteit en het bedrijfsleven, vertelt Peijnenburg. “We willen een combinatie maken van onderzoekers uit de universiteit en mensen uit het bedrijfsleven, die allen hun perspectief inbrengen.”
Daarbij doelt hij met name op mensen die voorbij ‘de standaard classificatie’ kunnen denken. “Vaak wordt gedacht dat bedrijven alleen op zoek zijn naar snelle oplossingen voor hun actuele vraagstukken. In mijn beleving kunnen universiteit en bedrijfsleven ook prima samenwerken aan zaken die op de lange termijn spelen. Bedrijven staan zeker ook open voor langetermijnonderzoek.”
“Inmiddels zijn er aan de ý steeds meer hoogleraren die extern georiënteerd zijn. En die de relatie kunnen leggen tussen een goed idee met een onderzoeksveld dat interessant lijkt en een concrete of latente behoefte vanuit de industrie. Het is niet altijd gemakkelijk om die twee werelden met ieder hun eigen kijk en behoeftes bij elkaar te brengen. Maar ik heb vooral geleerd: het is ontzettend leuk én waardevol.”
Gezamenlijke agenda
De onderzoeken waaraan binnen HTSC gewerkt wordt, worden ingegeven door het bedrijfsleven. De agenda van de promovendi binnen HTSC is grotendeels bepaald door de wetenschappelijke kijk op de zaak. De problematiek en de invalshoek komt uit het bedrijfsleven.
Wij geven waar we kennis te kort komen. Aan de universiteit is aandacht om ruimte om daarmee samen aan de slag te gaan.
Fellow Ton Peijnenburg
“Wij geven aan: daar komen we kennis tekort”, vertelt Peijnenburg. “Aan de universiteit is aandacht en ruimte om daarmee aan de slag te gaan, samen met de industrie.” Hij benadrukt hierbij dat dit niet betekent dat de universiteit zich voor het karretje van de industrie laat spannen. “Dat is een veel te beperkte interpretatie."
"We hebben de afgelopen jaren veel corporate bedrijfsresearch zien wegvallen. In Nederland, maar ook internationaal. Hierdoor is een gat ontstaan in het hele innovatieve systeem. Ik denk dat de universiteit hierin een belangrijke rol heeft. Dat kun je niet afdoen als ‘de agenda van het bedrijfsleven’. Dat is een nationale agenda van innovatief vermogen en kracht. Eentje die je keihard nodig hebt.”
De buitenwereld betrekken
“Samen met een idee- en technologierijke omgeving zoals de ý kun je heel veel innovaties versnellen en ondersteunen. Als universiteit moet je daarbij niet bang zijn om ideeën vanuit het bedrijfsleven en de buitenwereld te betrekken. Ga niet in een ivoren torentje zitten met de houding dat jij betere ideeën hebt dan iemand anders. Samenwerking tussen bedrijfsleven en universiteit gaat het beste in een open omgeving.”

ACCESS
Een concreet voorbeeld van de samenwerking binnen het HTSC is ACCESS: Active Contamination Control for Equipment and Substrates. Drie vakgroepen van de ý (twee van Applied Physics en een van Mechanical Engineering) werkten daarin de afgelopen vijf jaar samen aan het begrijpen van het ontstaan van heel kleine stofdeeltjes die zorgen voor de verontreiniging van hightech machines.
“We hebben ons gericht op de vragen waarom en hoe komen die deeltjes daar, hoe verplaatsen ze zich en hoe kunnen we er in de ontwerpfase van zo’n machine voor zorgen dat we die deeltjes kunnen neutraliseren zodat ze niet meer tot problemen leiden”, zegt Peijnenburg.
“Het eerste deel van het onderzoek is begin dit jaar afgerond en we zijn inmiddels gestart met het tweede deel. Het onderzoek gaat dus door. Dat onderzoek wordt uitgevoerd door drie promovendi, met hulp van twee engineering doctorates. De promovendus ontwikkelt een stuk theorie, de engineering doctorates maken een proefopstelling.”
“Vanuit het bedrijfsleven wisselen we ervaring uit voor de promotieopdrachten, breiden we uit met afstudeeropdrachten en begeleiden we de engineering doctorates.”
Verdiepen en gebruiken
Peijnenburg ziet dat de samenwerking binnen ACCESS heel goed werkt. “De ý verdiept kennis op dit vlak en bij VDL ETG maken we gebruik van die nieuwe kennis.”
“Als derde geldt dat degenen die de opdracht aan de ý hebben afgemaakt, vaak bij ons in dienst komen. Het onderzoek is voor ons een interessante manier om onszelf bekend te maken aan de ý-populatie. Het zijn niet alleen de grote namen die interessant zijn voor alumni, ook wij hebben als bedrijf veel te bieden.”
Symposium om kennis te delen
Om het eerste deel van ACCESS af te sluiten en inzichten en resultaten te delen, hield het HTSC in februari een mini-symposium in samenwerking met VDL ETG. “Daar was zo’n man of tachtig vanuit de industrie aanwezig. Wij vinden het belangrijk om de kennis die we inmiddels rond dit onderwerp hebben opgedaan, te delen.”
We staan samen voor grote opgaven, waarom zou je overal het wiel opnieuw uitvinden.
Fellow Ton Peijnenburg
“Ik ben groot voorstander van een open-innovatiemodel. We staan samen voor grote opgaven, waarom zou je overal het wiel opnieuw uitvinden? De universiteit heeft een mooie rol in het delen van kennis over innovaties, ACCESS is daar een goed voorbeeld van.”
Het ontwerpvak meer ruimte geven
Naast zijn rol in onderzoek, kijkt Peijnenburg ook naar het onderwijs en hoe de ontwerpkant daarin een prominentere plek kan krijgen. “In mijn ogen is de ý erg gaan leunen op de wetenschappelijke as; een stuk analyse, dingen begrijpen, publiceren. Het ontwerpen, het komen tot een afgerond geheel waarin compromissen gesloten moeten worden, blijft achter.”
Professor of practice
“Ik ben een sterk pleitbezorger van het verder betrekken van een aantal industriële ervaren mensen in het onderwijs. In Amerika zie je daar goede voorbeelden van. Daar wordt veel van het onderwijs dat te maken heeft met de ontwerpkant, gegeven door wat zij noemen een professor of practice. Dit is iemand uit de industrie met een bak ervaring die relevant is voor studenten van een technische universiteit.”
Waardevol
“Dat zou in mijn ogen ook zeer waardevol zijn voor de ý, vooral op het gebied van ontwerponderwijs. Het bedrijfsleven zou het aanstellen van deze professors of practice kunnen betalen. Want ook voor hen zitten er grote voordelen aan, omdat er steeds meer goed opgeleide ontwerpers op de arbeidsmarkt komen.”
“De grote bedrijven als Philips en ASML realiseren zich dat al, maar ook de kleinere toeleveranciers zouden daarin een rol kunnen spelen”, vindt Peijnenburg.
Rustpunt
Goede ervaringen en nieuwe ideeën genoeg dus, bij Ton Peijnenburg. Is het voor hem wel eens lastig, die twee petten op? “Nee, het vult elkaar aan. De druk is hoog vanuit VDL om er altijd te zijn, zeker als we staan voor een oplevering aan een klant.”
“Vanuit de ý is de druk minder. Ik werk er samen met collega’s van andere bedrijven wat leidt tot een ander type discussie dan in mijn dagelijks werk. Ik houd me daar niet alleen bezig met het operationele, maar we kijken samen naar ons vak en naar de toekomst van ons vak. In die zin is mijn rol bij de ý voor mij een rustpunt. Het is fijn om af en toe je gedachten even te kunnen ordenen. Deze samenwerking biedt mij, de ý en VDL ETG heel veel.”
Meer over onze strategie


